Geschiedenis van een museum
Er zullen wel meerdere bevelhebbers in de artillerieschool geweest
zijn die een museum wensten op te richten over de Belgische artillerie.
Maar het is de verdienste van kolonel Snoeck geweest om aan de wens om
een artilleriemuseum op te richten, gestalte te geven. Deze verzameling
zou het toekomstig artilleriekader,
een blik gunnen met welk materiaal hun voorgangers werkten. Een beetje
geschiedenis over de Belgische artillerie zouden de nieuwe kaderleden
een blik gunnen met welk materieel in het verleden gewerkt werd. Het
was een unieke gelegenheid om met de roots van de Belgische artillerie
kennis te maken. Hierbij kreeg de bevelhebber steun van het Koninlijk
Leger Museum,
gelegen in Brussel, in de vorm van kanonnen.
Even leek het erop dat dit initiatief een kort leven beschoren kreeg.
De opvolger van de kolonel Snoeck zocht naar lokalen om aan de behoefte
van de artillerieschool te gemoet te komen en liet alles in een lokaal
onderbrengen in de voormalige paardenstallen A43. Hierdoor werd de
collectie achter slot en grendel weg
gestoken en was het enkel toegankelijk voor de militairen van het kamp.
Met de kolonel Van Dyck werd alles ander. Tijdens zijn periode als
bevelhebber werden vele eenheden ontbonden en kwam het patrimonium
van deze eenheden in Brasschaat terecht. Een nieuwe localisatie voor
dit
materieel werd gezocht en gevonden in het leegstaande
Koninginnentheater. Voorlopig was dit museum enkel toegankelijk voor
militairen, maar hierin kwam verandering onder de bevelvoering van
kolonel De Wilde.
Onder de deskundige leiding van adjudant-chef Leon Vander Weyde groeide
de verzameling uit tot een heus museum dat de moeite werd om te
bezoeken. Het museum werd opengesteld voor het brede publiek. Mits te
voldoen aan de toegangsmodaliteiten die je in elk militair kwartier
vinden kan, kreeg je toegang tot dit museum.
Het museum kreeg al snel heel wat bezoekers over de vloer wat de
belangstelling voor dit project van het brede publiek aantoonde.
Traditiezalen
In het verleden werden de eenheden aangespoord om een traditiezaal aan
te leggen. In deze traditiezaal werden de voorwerpen bijeengebracht die
eigen waren aan dit organisme of de gekregen geschenken. Het gaf de
eenheid de mogelijkheid om een unieke identiteit te onwikkelen waarmee
het naar buiten kon komen bij bijzondere gelegenheid.
Tevens gaf het aan de eenheid een zeker cachet wat ten goede kwam aan
de korpsgeest. Centraal in deze traditiezalen is het 'Gulden boek'
waarin bij bijzondere gebeurtenissen de aanwezige hoge autoriteien hun
handtekening achterlaten. Soms wordt het gebruikt om een bijzondere
feit te markeren waar de gewone stervelingen hun aanwezigheid
mogen vereeuwigen.
Het artilleriemuseum vindt zijn oorsprong dan ook in de traditiezaal
van de artillerieschool die reeds meer dan een halve eeuw zijn lokaal
had in het artilleriehuis (de blok A55). Hier vindt je ook de Gulden
boeken van de school. Maar daar bleef het niet bij. Vele militairen
lieten een geschenk achter in hun eenheid op het einde van hun verblijf
in het militair organismen. Soms waren er geschenken bij die aan de
school werden geschonken ter gelegenheid van een bijzonder bezoek.
Uiteindelijk werden in alle zalen van de artillerieschool schilderijen
en andere bijzondere voorwerpen opgehangen. Hierdoor kreeg het gebouw
meer en meer het uitzicht van een museum. Tijdens de eerste en tweede
wereldoorlog werden de kunstvoorwerpen in het artilleriehuis
overgebracht in een veilige plaats. Na de tweede wereldoorlog werd een
grote selectie uitgevoerd onder de aanwezige kunststukken. De Kolonel
SBH Fallon liet alles wat niet naar de artillerie verwees
verwijderen. Deze voorwerpen werden ondergebracht in het Koninklijk
Legermuseum ste Brussel gelegen.
Hierna kreeg deze traditiezaal zijn huidig uitzicht en ontving het
talrijke autoriteiten. Sommige handtekeningen zijn een mooie
illustratie hoe belangrijk de militaire site van Brasschaat was. Het
vormt het militair luik van een land dat zijn onafhankelijkheid wenste
te bewaren en zijn internationale verplichtingen nakwam in zeer
moeilijke omstandigheden.
Een prill begin....
Frans Bellens gebruikt in zijn boek "van 1820 tot heden, Kamp van
Braschaat" het relaas van kapitein-commandant Marc Mechelaere die in
opdracht van kolonel Tony Snoeck het museum oprichte met voorwerpen die
hij links en rechts wist te verkrijgen.We zijn dan in juni 1985
aanbeland.
Reeds in de jaren zestig waren de afgedankte kanonnen die dateerden van
juist na de tweede wereldoorlog, opgesteld aan de
ingang van het kwartier en in het park van het artilleriehuis en later
op het paradeplein. Wat later kwamen er nog zeer oude kanonnen
bij die terug gingen tot in de negentiende eeuw.
Tijdens de Sint Barbara parade doet kolonel Snoeck een oproep aan de
anciens om hun relecten niet weg te doen maar aan het artilleriemuseum
over te maken. Tijdens deze parade worden eveneens demonstraties met
het oude materiaal uitgevoerd.
Na het vertrek van kolonel Snoeck en kapitein-commandant Mechelaere
wordt het even stil rond het artilleriemuseum. Daarenboven zoekt de
nieuwe bevelhebber van de artilllerieschool plaats voor de school en
krijgt het museum geen bijkomende plaats voor zijn collectie uit te
stallen.
Het zal de kolonel Vandyck zijn die het museum een nieuwe kans geeft.
Het konninginnentheater komt vrij na het vertrek van de muziekkapel van
de grenadiers in 2002. Onder de deskundige leiding van adjudant-chef
Leon Vander Weyde wordt het museum uitgebouwd tot iets dat de moeite
waard is om te bezoeken.
De uitbouw van het Koninginnentheater
het artilleriemuseum vestigen in het vrijgekomen Koninginnentheater is
een schot in de roos. Maar geeft geen oplossing voor de continue
toevloed van afgedankt artilleriematerieel van na de tweede
wereldoorlog.
In het koninginnentheater wordt de ene zaal na de andere zaal gevuld
met materiaal en opengesteld voor het brede publiek.
Buiten worden de kanonnen opgesteld maar dit schept problemen. De
natuurelementen zijn onverbiddelijk voor het materiaal dat aan weer en
wind wordt blootgesteld en er wordt gezocht naar een plaats om de
voertuigen te stallen. Hiermee begint een periode die gekenmerkt wordt
door verhuizen van het materiaal van de ene loods naar de andere in
functie van de hangars die vrijkomen en rekening houdend met de
noden van de eenheden die in het kamp gelegerd zijn.
In het Koninginnentheater vind je een onthaalruimte waar eveneens de
geschiedenis van het kamp wordt weergegeven. Een zaal waar de ontbonden
artillerie-eenheden hun emotionele hebbedingetjes hebben
ondergebracht. En tenslotte een derde zaal waar gebruiksvoorwerpen van
de militairen uitgestald werden. Tevens wordt aan de hand van de
didactische munitie een beeld gegeven van de munitie gebruikt in de
naoorlogse periode.
De voertuigen vinden eerst een onderkomen in de loods A31, een oude
paardenstal. Maar na een paar jaar moet deze ontruimd worden . Gelukkig
komen andere gebouwen vrij door de inkrimping van het Belgisch leger.
Eerst wordt een oude manege (A3) in gebruik genomen, maar hij blijkt al
gauw te klein te zijn. De oude maintenanceloods van de voormalige
compagnie materiaal (van het logistiek bataljon Nr 2) en de
artillerieschool komt vrij en worden in gebruik genomen. Hierdoor kan
de collectie gesplitst worden in een deel veldartillerie en een deel
luchtdoelartillerie.
Maar hiermee heeft het museum zijn uiteindelijk standplaats nog niet
bereikt.
Het artilleriemuseum wordt groter
Het artilleriemuseum kreeg even een groep enthousiaste mariniers bij
zijn vrijwilligers. In een uithoek van de loods A3 zetten ze een
verzameling van hun maquettes neer samen met gebruiksvoorwerpen van de
marine. Even wordt overwogen om een oud marineschip naar Brasschaat te
halen, maar de bestaande wegeninfrastructuur gooit roet in het eten.
Begin 2008 verliet Rene Beyens het museum en werd de fakkel
overgenomen door kapitein-commandant Jos Janssens die in dat jaar ook
met
pensioen ging. Samen met een handvol enthousiaste medewerkers begon men
met de
inrichting van zowel de manege als de maintenance loods. Het werd een
prachtig
museum. Door de herstructureringen in landsverdediging konden de
bevelhebbers
van het departement artillerie minder en minder middelen vrijmaken voor
het
museum.
Ook werd de toekomst van dit museum bedreigd door de inperking van
de
mogelijkheden van de beschermheren om het museum te blijven steunen
zoals dit
in het verleden het geval was.Op hetzelfde moment werd beslist om de
gronden van het Fortje van Kapellen te vervreemden. Hierdoor verloor
het Koninklijk Legermuseum een belangrijke stelplaats voor zijn zwaar
materieel en stocks.
Met het verdwijnen van de School van het Lichte Vliegwezen en een
kleinere geworden CEM, komen de maintenanceloodsen vrij van de
voormalige school. Op dit ogenblik beslist de legerleiding om deze
infrastructuur ter beschikking te stellen van het legermuseum en het
Depot van Kapellen over te brengen naar verschillende kwartieren.
Gunfire, onderdeel van het Koninklijk Legermuseum
Al gauw werd het duidelijk dat de site niet voor de artillerie alleen
gereserveerd zal zijn. De vrijwilligers van het tankmuseum van Kapellen
krijgen een stek in de loods I16 en al gauw wordt het duidelijk dat het
materiaal van de Depot van Kapellen eveneens overgebracht wordt naar
Brasschaat.
Hiermee wordt de naam 'artilleriemuseum' onhoudbaar en wordt uitgekeken
naar een nieuwe benaming. Na heel wat gepalaver wordt dit
'Gunfire'.Onderwijl worden de loodsen I26 en I21 in een sneltempo
volggestouwd met het materieel afkomstig uit de oude loodsen.
Kapitein-commandant buiten dienst Vanden Eede Eddy kan zijn
organisatietalent bot vieren wat resulteert in twee volle loodsen die
toch aantrekkelijk zijn voor het publiek.
Op 10 mei 2011 gaan de deuren terug open, wat met de nodige 'grandeur'
gebeurt. Het publiek weet de nieuwe loodsen te waarderen en we zien al
gauw heel wat bezoekers afzakken. De loods I26 wordt voorbehouden voor
de veldartillerie en de raketartillerie van na de tweede wereldoorlog.
De loods I21 wordt de locatie voor de Belgische luchtdoelartillerie.
Willy Lambrechts kan een gedeelte van zijn verzameling uniformen van
het Belgisch leger tentoonstellen. Vele bezoekers weten ook dit
onderdeel te waarderen. Spijtig valt deze getallenteerde medewerker weg
in augustus 2011, een groot verlies voor alle organisaties waar hij
actief was.
Tekst 6
Tekst 7
Tekst 8
Tekst 9
Tekst 10
Tekst 11
Met dank aan
- Kol SBH o.r. Snoeck, oprichter van het museum
- Cdt o.r. Marc Mechelaere, eerste conservator
- Kol SBH o.r. Vandyck, heropstarten van het museum
- ADC o.r. Leon Vander Weyde, conservator
- Maj o.r. Rene Beyens, conservator
- Kol SBH o.r. De Wilde, stelde het museum open voor het publiek