Brasschaat Polygoon

Geschiedenis van de artillerie

De artillerie verschijnt vrij laat in de geschiedenis. Dit artikel gaat even terug in tijd waar de Grieken en de Romeinen de eerste werptuigen in gebruik nemen die met meerdere militairen bediend moet worden.

De introductie van het buskruit maakt van de artillerie een totaal ander wapen. De buskruitartillerie verschijnt met veel lawaai op het slagveld. Het wordt het wapen bij uitstek om de burchten aan te vallen en de zwaar gepantserde ridders uit te schakelen.

Aanvankelijk verloopt de evolutie in dit nieuw wapen langzaam. Pas nadat het staal op industriële wijze vervaardigt wordt, komt alles in een stroomversnelling.

In vogelvlucht wordt de evolutie van de moderne artillerie besproken tot aan de Belgische revolutie. Hoe deze artillerie evolueert binnen het Belgisch leger worden in de hierop volgende hoofdstukken besproken.

Herkomst van het begrip artillerie.

Het woord 'artillerie is vermoedelijk afgeleid van het Latijnse 'Ars'(kunst), 'Tirare'(schieten)of 'Tollere' (werpen).

Artilia (kunstig werktuig= werktuig dat met kunde gemaakt werd was reeds voor de uitvinding van het buskruit de verzamelnaam voor oorlogswerktuigen waarmee zware stenen en andere werktuigen weg geslingerd konden worden (het spangeschut). Rond het jaar 400 voor JC doen deze werptuigen hun verschijning.

De wapens kan je indelen naargelang het gebruikte stuwingsmiddel. Bij de individuele wapens op korte afstand is dit de menselijke kracht (steek- en hakwapens), op grotere afstand wordt dit de boogwapens waar de spankracht door het menselijk lichaam wordt opgebouwd. De zware wapens zijn in te delen in torsie-, boog- en hevelwapens.

De inzet van deze zware wapens wordt het terrein van de artillerie.

De Grieken en Romeinen

De Grieken en Romeinen gebruikten al catapulta's, balista's en onagers bij belegeringen.

De Romeinse legioenen die zo'n 6000 man sterk waren, werden reeds uitgerust met 55 ballista's en 10 onagers. Deze werptuigen komen meer en meer in gebruik tot de eerste eeuw na J.C, en worden tevens meer geperfectioneerd.

Je had werptuigen die doorborend werkten als een pijl en speren of een gewicht van 50 tot 100 kgr over een afstand van 4 tot 500 m weg konden slingeren. Deze tuigen werden ook gebruikt bij de verdediging van steden om torens, schilddaken of galerijen te doorboren.

Hierbij konden speren gebruikt worden die bekleed werden met brandbare stoffen. En dan had je werptuigen die projectielen van 300 kg tot 600 m ver wegslingerden.

Foto: wikepedia

De middeleeuwen.

Tijdens de middeleeuwen werden blijden, oestels en springalen ingezet om een stad of kasteel te belegeren.Deze tuigen nemen in de krijgskunst een voorname plaats in, maar verschillen weinig met degene die de Romeinen gebouwd hadden.

Deze wapentuigen bleken zeer moeilijk verplaatsbaar. In de middeleeuwen verkoos men de slinger, een werptuig waarmee een steen of ander projectiel van 20 tot 30 kg een honderd meter ver met een slingerende beweging wegwierp. Er bestonden zelf slingers die projectielen van 100 kg wierpen. Deze wapens konden ter plaatse gebouwd worden waardoor een moeilijk transport vermeden kon worden.

De energie nodig om het voorwerp weg te slingeren wordt op verschillende wijzen opgebouwd. Enerzijds worden torsiekrachten gebruikt door touwen of ander materiaal te torsen. Ook kan de energie die een zwaar vallend voorwerp vrijmaakt gebruikt worden in blijdes.

Het zijn tuigen die niet door een man alleen kunnen bediend worden.

foto wikepedia

Buskruit-artillerie.

In 1249 wordt door de Engelse Franciskanermonnik Roger Balcon de samenstelling van het buskruit beschreven in zijn werk "Secretis oeribus artis et naturae". Zestig jaar later vinden we de beschrijving terug van de eerste vuurmonden in de manuscripten van Walter Milimeter. (Het kanon van Milimete).

Ofschoon Vlaanderen, Engeland en Frankrijk reeds in 1320 over vuurmonden beschikten wordt wel algemeen aanvaard dat deze nieuwe wapens voor het eerst gebruikten in 1346. In dit jaar overstemden de Engelsen met kanonnengebulder het slagveld te Crécy. In de avond van de 26ste augustus behaalde Edward III er zijn vermaarde overwinning op de Fransen. Een overwinning die hoofdzakelijk toegeschreven wordt aan de grote schietkracht van de Longbow schutters uit Engeland en Wales. De enkele schoten van de zogenaamde donderbussen, hadden vooral effect op het moreel van de Franse troepen.

Ook in 1382, bij Beverhout, waar de Gentenaren tweehonderd Radaudenbuksen in lijn brachten, bleek het moreel van de Bruggelingen diep geschokt en verhaalt de geschiedenis dat zij verschrikt op de vlucht sloegen.

Bron foto: wikipedia

Voorladers en vogelaars

De eerste donderbussen waren zeer eenvoudig en bestonden uit een cilindrische of afgeknotte kegelvormige loop. Het waren zware, onhandelbare stukken. Zij werden meestal, zoals de "Dulle Griet" van Gent, gebruikt voor de verdediging van de stadsomwalling

De meeste vuurmongen werden langs de mond geladen, terwijl de zogenaamde vogelaars langs een kulas (sluitstuk langs achter) geladen werden. De artilleriestukken werden op karren vervoerd en gericht door middel van klampen die onder de monding werden geschoven. Zij vuurden stenen of ijzeren kogels af door verbranding van zwart kruit, dat zonder voorafgaande dosering uit een vat werd geschept.

De ontsteking gebeurde door een gloeiende staaf of ontstoken lont in het zundgat te brengen. Vaak ontploften de stukken als gevolg van de overdruk door teveel buskruit te gebruiken. De eerste vuurmonden waren haast even gevaarlijk voor de bedienaars als voor de vijand.

Door de vooruitgang van de metaalgieterskunst in de 15de eeuw slaagde men erin om zeer zware grote kanonnen te vervaardigen. De vorm en afmeting van de kanonnen varieerde sterk. Om deze in te delen werden bijzondere benamingen gebruikt.

Steenwerpers waren zeer korte vuurmongen met een groot kaliber. Donderbussen waren middelgrote stukken, terwijl de benaming veldslangen gebruikt werd voor de langere vuurmonden.

In dezelfde eeuw verschenen de eerste affuiten. Het was een houten balk met uitgeholde ligplaats voor de balk met uitgeholde ligplaats voor de loop. Een houten blok verhinderde de terugloop tijdens het afvuren.

foto wikepedia (Dulle Griet Gent)

De artillerie in de 16de eeuw.

Tot nu toe werd nadruk gelegd op de kracht van het kanon zonder zich zorgen te maken over de mobiliteit van het wapen. Vanaf 1550 komt hierin verandering. In Frankrijk wordt een dienst voor de artillerie opgericht, onder toezicht van de grootmeester van de artillerie. Onder de Franse koning Henri II wordt het aantal kalibers beperkt tot 6. Het kaliber staat voor de diameter van de loop, maar in die tijd werd het gewicht van het projectiel gebruikt om de kanonnen in te delen. Frankrijk gebruikt het 'systeem van 6 kalibers'. Ze krijgen de benaming canon, grande couleuvrine, couleuvrine batarde, coleuvrine, faucon, en fouconneau.

Het gewicht van een kanon bedraagt 4200 kgr, maar 400 kgr voor een fauconneau. De levensduur van de loop wordt geschat op 100 schoten, en de dracht reikt niet verder dan 500 m. De loop ligt op een affuit, bestaande uit twee houten balken, voorzien van twee wielen. Het geheel weegt even zwaar als de loop en wordt door een paardenspan voortgetroken. Het aantal paarden in een span kan oplopen tot 23 paarden. Aan het stuk is geen aanvankelijk voortrein bevestigd, maar onder Louis XIV verschijnt deze als een soort tegengewicht die de mobiliteit van het stuk verbetert.

Vauban

Sebastian le Prestre de Vauban leefde van 1633 tot 1707 en was de chef ingenieur bij de Franse Koning Louis XV.

Als ingenieur beseft hij al snel het belang van een wetenschappelijke aanpak bij de bouw van vestingen en forten. Onder zijn leiding werden vele Franse steden uitgebouwd als een vesting en nieuwe forten zien het daglicht.

Zijn voornaamste bijdrage was het op punt stellen van een methodische systeem om een beleg tot een goed einde te brengen met een minimum aan verliezen. Tevens voert hij het ricochet schot in waarbij het kanonschot een kanonsbal meerdere malen laat stuiten om zo de ganse verdediging op een wal omver te kegelen.

Deze methode wordt door de Fransen gebruikt om de citadel van Antwerpen te ontzetten in 1832.



bron afbeelding: wikipedia

Gribeauval

Rond 1765 geeft Jean-Batiste Gribauval een belangrijke impuls aan de artillerie. Hij verdeelt de kanonnen in verschillende categorieën naargelang het gebruik ervan. Deze drie categorieën zijn de volgende: artilleriestukken gebruikt door de vestigings-, de kust- of de veldartillerie.

De kanonnen voor de veldartillerie zijn lichter doordat ze korter en een dunnere loop hebben. De mobiliteit werd verhoogd door het systeem van affuit-voortrein en het gebruik van de dissel. De dissel laat toe om twee paarden naast elkaar in te spannen. Hierdoor wordt de artillerietrein (span, artilleriestuk, eventueel munitiewagen) veel handelbaarder op het terrein, wat voordelen geeft tijdens het overschrijden van grachten op het oprijden van hellingen.

Tevens worden er wapenscholen opgericht waar het taktisch onderricht gegeven wordt. Voortaan begeleidt de zeer mobiele artillerie de infanterie in de aanval en beschermt haar bij de terugtocht.

De artillerie tijdens de 18de eeuw

Er worden 4 stukken per 1000 man voorzien. De dracht en het doordringingsvermogen van de kogel werden verbeterd. Door gebruik te maken van een miksysteem en de opzet wordt de juistheid van de vuren vergroot. De vuurkadans bereikt 2 schoten per minuut voor de kanonskogels en wanneer er kartetsen worden gebruikt (een bus gevuld met metalen bollen), dan bedraagt de vuurkadans 5 schoten per minuut.

Door gebruik gebuik te maken van met ijzer beslagen projectielen wordt het drukverlies verminderd dat er is wanneer men ronde bollen in gepolijste lopen gebruikt. Zo wordt de basis gelegd van het principe der moderne aerodynamische projectiel met forceerband en huls.

Terwijl in de voorbije eeuwen de artillerie gewoonlijk stelling nam voor de infanterie om verwarring te stichten in de vijandelijke gelederen en er een bres in te slaan, wordt nu dank zij de verhoogde bewegelijkheid en de gewichtsvermindering, het begeleiden van de infanterie-eenheden mogelijk. (De artilleriestukken kunnen gemakkelijker verplaatst worden en zijn nu in staat om de infanterie te volgen en onderwijl deze te ondersteunen met hun vuren.
Het zijn de voorlopers van de begeleidingsartillerie en gans Europa zal dit systeem toepassen.

De uitvinding van het slaghoedje en de shrapnel granaat krijgen al snel hun toepassing in de artillerie. De shrapnelgranaat is een geducht wapen dat ingezet wordt tegen de aanvallende infanterie en cavalerie.

Napoleon Bonaparte

Met de Franse revolutie gaat alles veranderen. De Fransen vormen een leger van een miljoen soldaten die tegen de kleinere beroepslegers die door het effect van de inzet van een massa leger, worden verslagen. De Franse divisionaire organisatie en de artillerie van Gribauval ondersteunen dit concept.

Tot de 18de eeuw vormde de legers een slecht samengebonden geheel. De opperbevelhebber voerde het bevel uit over zijn infanterieregimenten, cavalerieregimenten en zijn artillerie. De verschillende wapens werden afzonderlijk op verschillende actieterreinen ingezet. Gezamenlijk optreden is eerder uitzondering dan regelmaat.

Vanaf de invoering van de divisiestructuur als grote tactische en administratieve eenheid, zijn deze drie wapens aanwezig. Dit bevordert de zin voor samenwerking van dit militair apparaat en draagt bij aan de overwinningen die de Franse revolutionaire en keizerlijke overwinningen mogelijk zal maken.

bron afbeelding: wikipedia

Wordt vervolgd ....

Met Napoleon wordt deze beknopte geschiedenis afgesloten. De Franse nederlaag van Waterloo herschikt nogmaals de kaart van Europa en de machtsverhoudingen.

Voor de Zuiderlijke Nederlanden wordt dit het begin van zijn onafhankelijkheid. Het leidt in de na-Napoleontische tijd tot het ontstaan van het Koninkrijk der Nederland. Een koninkrijk dat 15 jaar later uiteenvalt in twee landen, België en Nederland.

Beide landen richten artillerie op, die een eigen evolutie kent. We pikken de draad terug op met het ontstaan van België.


Bronnen:

1. La piéce d'artillerie à travers les âges (capitaine Gouazé)

2. Cours d'artillerie II organisation des matériels d'artillerie (Béranger, 1949)

3. Van donderbus tot Honest John (Artillerie revue 1970, generaal Broekmans)



Overzicht

Herkomst van het begrip artillerie

De Grieken en Romeinen

De middeleeuwen.

Buskruitartillerie.

Voorladers en vogelaars

De artillerie tijdens de 16de eeuw

Vauban

Gribeauval

De artillerie tijdens de 18de eeuw

Napoleon

Wordt vervolgd ...

Bronnen