De militaire geschiedenis van Antwerpen

Gedurende de voorbije eeuwen is het militair belang van de regio Antwerpen met zijn stad en haven niet aan de aandacht ontsnapt van de vreemde mogendheden die het grondgebied hebben bezet of aan onze regeringen sinds de onafhankelijkheid van België.

Door de uitvoering van opeenvolgende gigantische militaire werken werd de stad Antwerpen progressief uitgebouwd tot een geduchte verdedigde stad en een verschanst kamp, waarvan de invloed op het verloop van de eerste wereldoorlog niet te verwaarlozen is geweest.

De kapitein-commandant DE WIT laat ons de belangrijkste fases van de uitbreiding van de versterkingen van en rond Antwerpen herbeleven. Hij eindigt bij de actuele situatie van de vesting ANTWERPEN.

 

Kapitein-commandant G. DE WIT, OSC van de Veldartillerieschool.

(Bronnen: studies van Gen Maj BOUHON en Gen Maj VAN EERDENBRUGGHE)


 Antwerpen als vestingstad

Alles wat tussen de Schelde en de Leie lag (294 Ha) werd “Kernstad” ANTWERPEN of binnenstad genoemd. Deze kernstad bleef 300 jaar lang “omkneld” door de “Spaanse vestingen”, een gebastionneerde omwalling van 1542, bestaande uit 8 fronten met 5 poorten.

Om de stad beter te beschermen (of te bedreigen) liet Filips II, op 27 oktober 1567, de bouw aanvatten van een dwangburcht of citadel.

Deze citadel, gelegen aan het Kiel werd schrijlings op de omwalling gericht. In maart 1568 werden er reeds 500 stukken zwaar geschut geïnstalleerd.

 

 De officiële inhuldiging van de gebastionneerde omwalling had plaats in 1553 door Keizer Karel, zoon Filips en de koninginnen van FRANKRIJK en HONGARIJE. Tot in 1818 werd ze versterkt, aangepast en gerestaureerd.

Het klinkt misschien paradoxaal dat juist de beschermingsmaatregelen de uitbreiding en het dynamisme van de stad afremden.

Het groeiproces van de stad, dat in de concentrische kringen vanaf de Schelde landinwaarts golfde, dwong de overheid om een nieuwe defensieve stadsomwalling uit te bouwen. De controverse rond de vergroting, de erfdienstbaarheden en het dichten van de Spaanse vesting vormden voor de regering het “Antwerps vraagstuk”.



Een artilleriestuk op het einde van de 16e eeuw, met span, pioniers en knechten.

 

Antwerpen militaire metropool

 Tot omstreeks 1848 waren de betrekkingen met onze noorderburen, de Nederlanders, waarvan wij ons in 1830 met geweld afgescheiden hadden, min of meer gespannen. België had ook, wat het algemeen verdedigingsstelsel betreft, rekening gehouden met een mogelijk conflict met deze noorderburen.

Het revolutionaire spook dat ronddwaalde als gevolg van de omwentelingen, welke in 1848 in Europa losbraken en bijzonder de omwenteling in FRANKRIJK, hadden een toenadering tussen de lage landen als gevolg.

Het monster mortier (vervaardigd naar een lithografie uit die tijd), lanceerde bommen van 1000 ponden, geplaatst in een batterij en gebruikt tijdens de belegering van Antwerpen.

 

Spijts onze neutraliteitspolitiek beseften wij dat het gevaar niet uit het noorden zou komen, maar wel gebeurlijk uit het Zuiden (FRANKRIJK) of uit het Oosten (PRUISEN). ENGELAND bleek onze natuurlijke bondgenoot te worden.

Om in geval van oorlog het best mogelijk stand te kunnen houden, wordt besloten voor ons leger een strategische stelling voor te bereiden waar het zou kunnen geconcentreerd worden om een hardnekkige weerstand te bieden. Twee streken komen in aanmerking: BRUSSEL en ANTWERPEN. De Commissie hiervoor opgericht besluit in 1859 ANTWERPEN te verkiezen.

Luitenant-Generaal H. WAUWERMANS schreef in 1899, hierover:

“Is ANTWERPEN reeds de Belgische handelsmetropool, de wet van 1859 maakt de stad tot militaire metropool of hoofdstad, vóór het door de natuur veel minder begunstigde BRUSSEL, de politieke hoofdstad”.

Aan deze beslissing lagen verschillende factoren ten grondslag:

-   De gunstige geografische ligging van de stad, met haar tezelfdertijd handels- en oorlogshaven. Niemand omschreef beter dan NAPOLEON het militair belang van de Antwerpse haven. Na zijn “blijde intrede” te ANTWERPEN op 18 juli 1803 schreef NAPOLEON aan zijn broer:

-   “Ik heb hier een pistool gericht op het hart van ENGELAND”

-   Haar natuurlijke verdediging door de Rupel-Nete lijn en de Schelde

-   De mogelijkheid om via de Schelde (Engelse) hulptroepen te ontschepen

-   De aanzienlijke stapelhuizen langsheen de kaaien, gevuld met graan, rijst, koloniale waren, linnen, ijzer, kortom al wat nodig is voor de voeding van de bevolking, maar zelfs voor een leger dat een langdurige belegering dient te doorstaan.

 

De uitbouw van de militaire infrastructuur

De wet van 8 september 1869 regelde de vergroting van de kernstad, het dichten van de Spaanse vesten, de bouw van de nieuwe vestinggordel (BRIALMONT) en de vooruitgeschoven fortenlinie.

De regering besloot dat:

-   de gesloten vestinggordel of kringvesting, gemiddeld 2 à 2,5 km buiten de Spaanse vesten opgetrokken zou worden;

-   een fortenlinie zou opgericht worden op 2,8 of 4,5 km buiten de vestinggordel, bestaande uit 8 afzonderlijke forten, waar de tussenruimte telkens door een drietal schansen gevuld wordt.

Deze nieuwe polygonale omwalling (vestinggordel) bevatte 12 hoeken (saillanten), en zou 14,2 km lang worden.

Voor de uitvoeringstermijn werd 4 jaar voorzien.

 

 

1870 - Verdere uitbouw


In 1870 werd beslist de kompleet in puin geschoten (1832) Zuidercitadel te slopen. De vrijkomende grond zou dienen als “wieg” voor 64 nieuwe straten.

Met een gedeelte van het geld opgebracht door de terreinverkoop werd besloten het fort van MERKSEM op te richten, waarvan de bouw begonnen werd in 1870.


De verdedigingswerken langsheen de Scheldeoever


Op de linkeroever langsheen de Schelde, in de grote bocht over het Steen, zorgden drie kleine forten : Vlaamshoofd, Isabelle en Burcht en op de nederschelde drie andere forten : St-Marie, Kallo en Liefkenshoek voor de bescherming van de haven, de stad en het binnenland.

Om het Verschanst Kamp op de Linkeroever te kunnen uitbreiden, werd besloten de forten van KRUIBEKE en ZWIJDRECHT alsook een versterkte dijk ten zuiden van het fort St-Marie op te richten. Deze werken werden eveneens aangevat in 1870.

Op de rechteroever van de Beneden-Schelde werden de forten St-Philippe en la Perle eveneens opgericht.

 

 

Tussen 1870 en 1914 – Uitbouw van de buitenfortenlinie

Gedurende de krijgsverrichtingen van de Frans-Duitse oorlog van 1870 werden de Belgische Strijdkrachten in twee legers ingedeeld: een observatieleger aan onze zuidergrens en het leger van ANTWERPEN, onder het bevel van Luitenant-Generaal EENENS, wiens stafchef Kolonel Stafbrevethouder BRIALMONT was. Dit laatste leger telde 377 officieren en 14.429 manschappen. Het nam stelling in het Verschanste Kamp. De ligging en het militair belang van de vesting ANTWERPEN heeft er zeker toe bijgedragen NAPOLEON III ervan te doen afzien zijn troepen door België te sturen.

De lessen, uit militair oogpunt getrokken uit deze krijgsverrichtingen, leiden tot wijzigingen in de verdedigingswerken van het “Verschanst Kamp” van ANTWERPEN. Om met de nieuwe schootsmogelijkheden van de artillerie rekening te houden, moest de buitenrand van het Verschanst Kamp naar het zuiden verlegd worden. Men dacht aan de hoogtekam Hove-Kontich om de buitenforten op te bouwen; enige kilometer verder lag echter de waterbarrière Rupel-Nete. Om deze in het verdedigingsstelsel in te bouwen werd in 1878 begonnen met het oprichten der Forten van LIER en WALEM, allebei voltooid in 1883.

In 1882 ging men over tot het bouwen van het fort van RUPELMONDE (later fort van STEENDORP genoemd). Om aan de wens van de stad ANTWERPEN te voldoen, welke de haveninstellingen wenste te verruimen, werd in 1883 een gedeelte van het Noordkasteel gesloopt.

Tussen 1886 en 1900 werden nog de forten van SCHOTEN, OORDEREN, BERENDRECHT en KAPELLEN gebouwd om de buiten-fortenlinie te versterken.

Op de buiten-fortengordel werden in 1900 nog twee forten gebouwd, te ST-KATELIJNE-WAVER en te STABROEK.

 

De oorlog van 1914 – 1918

Na een eerste weerstand van vooruitgeschoven korpsen ter hoogte van de forten LUIK en NAMEN en een eerste concentratie van het gros van ons leger op de Gete wordt ANTWERPEN, zoals voorzien, de werkelijke schuilstelling.

Het “Verschanst Kamp” wordt het strijdtoneel waarop men van 20 augustus tot 4 oktober 1914 verwoede gevechten levert.

ANTWERPEN is ook de hoofdstad van het land, waar Vorstenhuis en Regering zich teruggetrokken hebben. Door de terugtrekking van ons leger in het Verschanst Kamp ANTWERPEN werd de vijand genoodzaakt een gedeelte van zijn strijdkrachten als observatieleger vóór de vesting samen te trekken. Dit gedeelte (o/m. het XVde Legerkorps) kon hierdoor niet deelnemen aan de Marneslag. Drie uitvallen van het Belgische leger uit het Verschanst Kamp dwongen de vijand nieuwe strijdkrachten naar dit secundair slagveld te zenden. Bij gebrek aan voldoende strijdkrachten werd de slag aan de Marne door de Duitsers verloren. Door het terugtrekken, na oktober, van ons leger op de IJzer wonnen de geallieerden de koers naar de zee.

Het aansluiten van onze troepen aan de geallieerde strijdkrachten en de strategische opstelling aan de Noordzee, verhinderde de vijand de geallieerde legers vanuit het noorden te overvleugelen

Deze beslissende krijgsverrichtingen waren te danken aan het wijs besluit door Koning Albert op 18 augustus genomen :

Zijn leger in de vesting ANTWERPEN terug te trekken, en niet onmiddellijk naar het zuiden (FRANKRIJK) te laten uitwijken.

 

In de eindfase van de oorlog vervulde ANTWERPEN geen rol, daar de krijsverrichtingen eindigden op 11 november 1918 ter hoogte van het kanaal van TERNEUZEN en de Opperschelde, stroomopwaarts van GENT.

 

 

Tussen de twee wereldoorlogen 1918 – 1940

 

Door de snel evoluerende technologie van de bewapening en de hierdoor gewijzigde strategie, werd ANTWERPEN, na de eerste wereldoorlog, als militair bolwerk betrekkelijk verwaarloosd.

 

Zijn mogelijke rol van “Verschanst Kamp” werd in zekere mate naar de historiek verwezen. ANTWERPEN bleef echter wel de basis (garnizoen) voor een gedeelte van het leger.

 

Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog (september 1939) bezette het leger volgende installaties:

 

-   Kazernes: Drubbel (Begijnenvest); Predikheren (Prekersstraat); Falcon (Falconrui).

-   Bezette gebouwen : Van Diepenbeekstraat, Sanderusstraat, Marialei, Lange Leemstraat, Meistraat en Korte Vlierstraat.

-   Vestinggordel 1859 : Kazerne 6/7 (BORGERHOUT), Kazerne Dupont 7/8 (BERCHEM), Kazerne Masschelein 9/10 (BERCHEM), Kazerne 10/11 (DESGUINLEI), Kazerne 11/12 (KIEL), Kazerne 12/13 (HOBOKENSE VEST) en klein fort DUGAUCQUIER.

-   Forten: Fort 2, 4 en 5

-   Buitenstad: Kazerne van HOOGBOOM, Kazerne van BURCHT en het Kamp van BRASSCHAAT.

 

De kazerne van de Luchtbal was in 1939 voltooid en sinds juli 1939 in gebruik genomen. Een belangrijk garnizoen was gelegerd in deze agglomeratie (Infanterie, Artillerie, Genie, Vervoerkorps en  depots alsmede een Medisch Korps).

 

 

Rol van Antwerpen in het begin van de tweede wereldoorlog (mei 1940)

 

 

 

Ingeval van een aanval uit het oosten zou de vesting ANTWERPEN de funktie vervullen van hoekpijlstelling. ANTWERPEN was het uiterste linkersteunpunt van drie opeenvolgende stellingen, aanleunend aan de Schelde :

 

Ten eerste: van de grensvoorpostenstelling, welke zich uitstrekt langs het kanaal van TURNHOUT naar MAASEIK, de Maas en de Oostergrens tot AARLEN.

 

Ten tweede: van de stelling ANTWERPEN, Albertkanaal, LUIK en Maas.

De verbinding Schelde – Albertkanaal werd verwezenlijkt door het aanleggen van een versterkt anti-tankkanaal welk vertrekt van BERENDRECHT over KAPELLEN, BRASSCHAAT, ’s GRAVENWEZEL en SCHILDE en aansluit bij het Albertkanaal ter hoogte van OELEGEM.

 

Ten derde: van de verdedigingsstelling “K-W” (Koningshooikt-Waver) verlengd tot NAMEN en de Maas stroomopwaarts.

 

Op deze stelling hoopte men de beslissende slag te kunnen leveren.

Om dit linkersteunpunt (ANTWERPEN) zo sterk mogelijk te maken werden de forten in de oostelijke sector versterkt en nieuwe verschansingen aangelegd in de streek van MECHELEN (Bruggenhoofd Mechelen).

 

Door de “Blitzoperaties” en de alles vernietigende doorbraak van het Duitse leger doorheen de Franse stelling nabij SEDAN, was er voor ons leger geen sprake van naar ANTWERPEN uit te wijken, maar wel naar het westen, OOSTENDE en de kuststreek.

 

 

Antwerpen op het einde van de tweede wereldoorlog (november 1944 – mei 1945)

 

 

Na de landing in NORMANDIE en de doorbraak van AVRANCHES voerden de geallieerde strijdkrachten een “rush” uit, die hen dwars door FRANKRIJK en BELGIE voerde, om DUITSLAND vanuit het Westen terug te dringen.

 

Op 4 september 1944 viel de Antwerpse haven onbeschadigd in geallieerde handen. Men moest nochtans tot 8 november wachten om de Beneden-Schelde tot en met WALCHEREN vrij te vechten, en tot 26 november om de Schelde ontmijnd te weten.

 

Vanaf 28 november 1944 werd ANTWERPEN de grote bevoorradingshaven van de geallieerde legers.            Van dan af tot 8 mei 1945 werden 512 Britse schepen met 2.218.000 T oorlogsmateriaal en 628 Amerikaanse schepen met 2.942.000 T oorlogsmateriaal gelost. 54.000 Britse en 30.000 Amerikaanse voertuigen werden aan wal gezet.

Britse en Amerikaanse tankers losten ongeveer 5.000.000 T brandstof.

Van Britse zijde werden 9.300 burgers en 10.000 militairen te werk gesteld, van Amerikaanse zijde 9.600 burgers en 13.000 militairen.

 

 

Antwerpen na de tweede wereldoorlog

 

Na het einde van de oorlog wordt op de terreinen van de LINKEROEVER, langs de baan ANTWERPEN – ST.NIKLAAS, het Amerikaanse kamp “Top Hat” opgericht, kamp waar de gedemobiliseerde GI’s voor enige tijd vertoefden, alvorens in te schepen naar AMERIKA.

In ANTWERPEN worden opnieuw Belgische troepen gekazerneerd (werkhuizen, arsenalen, stapelhuizen).

 

De Britse en Canadese troepen, gestationeerd in DUITSLAND, worden bevoorraad door een “vooruitgeschoven basis” welke in het Antwerpse (streek LIER – HERENTALS – TURNHOUT) opgericht wordt. Deze basis wordt “Basis Gondola” genaamd.

 

In functie van de militaire strategie en bewapening wordt na de tweede wereldoorlog beslist : de actieve eenheden zoveel mogelijk buiten de agglomeratie te kazerneren. Een vergelijkende studie van de militaire infrastructuur en bezetting ervan, van de periode 1939 met de periode 1978, bevestigt de voornoemde beslissing.

 

Na 1945 werden de Kazernes Drubbel (BEGIJNENVEST), Predikheren (PREKERSSTRAAT) en Falcon (FALCONRUI) ontruimd.

 

Bij een Ministeriële Beslissing van 27 september 1949 werden aan het Ministerie van Financiën volgende kazernes van de vestinggordel 1859 overgedragen : de kazerne 6/7 (BORGERHOUT), 9/10 (BERCHEM), 10/11 (DESGUINLEI), en het klein fort DUGAUCQUIER.

Van de fortenlinie wordt fort 1 (WIJNEGEM) in 1959 als eerste van de reeks gesloopt.

 

Ontruiming, ontmanteling en sloping volgen elkaar op in een snel tempo. In 1961 werd de Schans van SCHILDE en het fort van BERENDRECHT en WALEN ontruimd. In 1963 volgde het fort van OELEGEM, in 1964, fort 11/12 (KIEL) en in 1965 het fort van BORNEM en de kazerne 7/8 (BERCHEM). De kazerne 7/8 werd in 1967 gesloopt.

 

Het domaniale renovatieplan

 

 

Op 22 oktober 1971 verleende de Ministerraad zijn akkoord aan het Ministerie van Landsverdediging en het Interdepartementeel Comité Domaniale Renovatie, om de forten 2, 3, 5, 6, 7 en 8 evenals het anti-tankkanaal van OELEGEM tot STABROEK onmiddellijk over te dragen aan het Departement van Financiën.

 

Als ontruimingstermijnen werden voorzien: fort 2 (WOMMELGEM) en fort 3 (BORSBEEK) 31 december 1974, de tussenruimte forten 3 – 4 (MORTSEL) onmiddellijk, fort 5 (EDEGEM) 31 maart 1974, fort 6 (WILRIJK) 30 juni 1973, fort 7 (WILRIJK) 31 december 1974 en tenslotte fort 8 (HOBOKEN) 30 juni 1975.

 

Het domein van fort 6 zal door het Departement van Financiën aan de Universiteit van ANTWERPEN afgestaan worden voor de inplanting van de Universitaire campus.

 

Van gans de fortenlinie blijft voorlopig alleen fort 4 behoren tot het Ministerie van Landsverdediging. De ontruiming hiervan is gepland voor 1980.

 

Ook in de binnenstad werd het Kwartier Sanderusstraat op 8 maart 1972 overgedragen aan het Provinciebestuur van ANTWERPEN.

 

De kazerne op de LUCHTBAL (6 Li) werd op 13 februari ontruimd en behoorde vanaf die datum definitief aan de stad ANTWERPEN. Het 6 Li nam zijn intrek in het Kwartier Cdt BAUWIN te HOOGBOOM. Het Kwartier HEMIKSEN werd eind 1977 ontruimd.

 

In de middenstad blijven nog volgende militaire installaties : Provincie Staf, Militair Hospitaal en Neuro-psychiatrisch Centrum, Kwartier Lange Leemstraat en de Garnizoensmess.

 

De Militair strategische redenen die aan de basis lagen om de eenheden buiten de stad te kazerneren vereenvoudigen de uitvoering van het Bijzonder Plan van Aanleg (vergroting voor de gemeenten van hun groen- en recreatiepatrimonium).

 

Para-Commando’s, Infanteristen, Artilleristen; Genietroepen en het personeel van het Licht Vliegwezen van de Landmacht oefenen en legeren voortaan in verschillende gemeenten buiten ANTWERPEN-Stad.

 

 

[1]



[1] Het militair hospitaal werd gesloten in 30 juni 1993.

De garnizoensmess bleef open  door het engagement van Cdt b.d. MORREN (Die er het bevel over voerde tot in 2003(?) en opgevolgd werd door Cdt THIRY. Tevens bleef er een cel van de sociale dienst, het bureel havenuitbating  (BHU), een afdeling van SGR (Service Général de Sécurité), een detachement van de zeemacht (NavDetAnt), de sociale dienst en een achterwacht van het Mil Hosp, er actief. De garnizoensmess droeg de naam “Antigoon” en werd op 30 juni 2006 gesloten. De activiteiten van de mess werden overgedragen aan de HHAR van het Kwartier West van Brasschaat.

De sociale dienst van Antwerpen werd samengesmolten met deze te LEOPOLDSBURG in 2006. De Dienst SGR werd samen met het BHU ondergebracht in de blok A42 van de AieSch.

Eerst was er ook sprake om de havenuitbating en de provinciestaf uit ANTWERPEN weg te trekken maar hier werd in 2006 reeds op teruggekomen omdat de delocalisatie van deze diensten niet werkzaam was.

De achterzijde van het militair hospitaal (Het kwartier Lange Leemstraat) waren installatie van het logistiek centrum Nr 2 gevestigd ze werden reeds begin van de jaren 90 ontruimd bij de ontbinding van LogC2. In 2007 was daar een school in gevestigd. (Toneelschool van de Karel de Grote Hogeschool.) Verder vond je daar in de leegstaande gebouwen van het Mil Hosp de voedselbank geleid door Gen o.r. BOUVING, Tevens had een Joodse school in de omgeving daar onofficieel de toestemming om een binnenkoer via de Langeleemstraat, te mogen gebruiken. Tevens was er een kunstenaar aan het werk in de kapel van het MH. Deze bestudeerde de spiermassa’s van wilde dieren. Daarvoor liet hij een karkas van een leeuw en een aap, rotten in de kapel dat zijn atelier was. Op een gegeven ogenblik is de Maj VERDONK, tweede in bevel van de Prov Staf A’PEN , hier op uitgekomen en heeft de kadavers laten verwijderen. Dit heeft hem nog een proces gekost waarbij de kunstenaar voor een bedrag van 2.000.000 BEF aan schadeloosstelling wilde bekomen voor het vernietigen van zijn kunstwerken.(?)